Kort geleden werd ik zo ongeveer besprongen tijdens een bezoekje aan mijn plaatselijke beautysalon. "O, ben jij het!" riepen de receptionistes toen ik mijn naam opgaf. "Vertel es, hoe heb je het geflikt? Je bent ons grote voorbeeld!" De vrouwen in de wachtkamer keken op uit hun glossy's, trokken hun aanstonds-te-epileren wenkbrauwen op en probeerden reikhalzend iets op te vangen. Meisjes in witte badjassen, onderweg naar hun volgende behandeling, bleven even staan op hun teenslippers, met zigzagwatten tussen hun tenen. Schoonheidsspecialisten (of noem je dat beautytherapeuten?) staken hun hoofd om de deuren van zacht verlichte, zoetgeurende kamers om te zien waar hun cliënten bleven. Intussen wendde ik me tot mijn publiek en begon maar gewoon bij het begin. (Een normaal mens zou dichtklappen bij zoveel aandacht, maar een week eerder was me net zoiets overkomen op een feestje en ik begon aan mijn nieuwe rol te wennen.) Voor wie geen idee heeft waar ik mijn idoolstatus onder een bepaald deel van de vrouwelijke bevolking aan te danken heb: ik trouwde toen ik halverwege de veertig was. Voor het eerst. Tàdààààà! En dat niet alleen: ik ontmoette de man met wie ik zou trouwen ook pas toen ik halverwege de veertig was. Dat is natuurlijk heel andere koek dan bijvoorbeeld halverwege de veertig de sprong wagen als je al sinds je studie samenwoont. Of voor de tweede keer trouwen. Uit die dingen put de single vrouw geen troost. Met andere woorden: ik ben de uitzondering die de statistische regel bevestigt, een baken van hoop voor de single vrouw die nooit van plan was eeuwig single te blijven.
Bovendien heb ik een aanzienlijk deel van mijn lange journalistieke carrière geschreven over het single-zijn. En dan niet zomaar af en toe, tussen twee vriendjes door, maar eindeloze periodes van structureel single-zijn als dertiger, en vooral begin-veertiger. Het is meer dan verrassend dat het nog zover kwam. Ik was grofweg vijftien jaar lang de woordvoerder van het bevredigende single-bestaan. De tegenstander van het compromis. De schrijver van een artikel onder de titel "Blij toe dat ik niet getrouwd ben", en talloze andere over het normale, ja zelfs begerenswaardige leven in je eentje. Ik had die overwegend witte flat met de polaroidfoto's op de schoenendozen, de glamourbanen bij modebladen en kranten, en het "rijke en actieve" leven vol yogalessen, wellnessresorts en veel ontdekkingsreizen en vakanties. Ik werd geregeld gebeld door vrouwen die ik amper kende, die na hun stukgelopen relaties tips wilden over het single-bestaan. Serieus. Zo tevreden en beroepshalve manloos was ik toen ik De Ware ontmoette. Logisch dus dat mensen (en dan vooral alleenstaande vrouwen) zich afvroegen hoe het allemaal zo gekomen was.
En niet alleen hoe het zo gekomen was, maar hoe het mij overkomen was. Ik ben geen rijke erfgename of een grote schoonheid. Ik heb mijn tanden niet laten doen, noch aan enig onderdeel van mezelf laten sleutelen (behalve mijn haar, dat compleet doodgeverfd is en een beetje op het kapsel van Donald Trump begint te lijken). Ik ben een uiterst middelmatige kok, op het randje van slonzig, een gruwel op de vroege ochtend (en zo kan ik doorgaan, maar daar lijkt me dit niet de plek voor). En zoals we allemaal weten: de kans bestààt dat een vrouw van in de veertig een man ontmoet. Maar ze moet het tegenwoordig wel opnemen tegen Russische modellen, uiterst smakelijk gescheiden moeders (die dertig lijken, al staat er vierenveertig in hun paspoort) en vrouwen de van hun uitgegroeide haarwortels tot hun tenen zijn gerenoveerd door geniale chirurugen. Met andere woorden: als iemand zoals ik het kan, dan kan iedereen het.
Voilà, het eerste stuk uit de inleiding van het boek "Boven de 40. Mannen, vriendinnen en andere dilemma's" van Shane Watson.
Veel commentaar hoef ik niet te geven.
Als u deze blog een beetje hebt gevolgd, dan wéét u dat ik een veertigplusser ben, single en niet alleen dàt... (al dan niet reeds eerder verteld detail) jarenlang overtuigd single geweest.
Logisch dus dat het voorwoord me enigszins aansprak.
Ook Mevrouw Watson's schrijfstijl ligt me wel, al blijkt het nog niet uit bovenstaande passsage. Pas wanneer ze op dreef komt, wordt het echt leuk.
Vanochtend in het ziekenhuis had ik kans om alvast hoofdstuk 1 en een stukje van hoofdstuk 2 te lezen. Meermaals moest ik luidop lachen, al dan niet tot grote verbazing van de andere wachtenden ter plekke.
Niet dat ik mezelf zo vaak zo grappig vind, en ik heb vooral niet de pretentie me op haar niveau te plaatsen, maar dikwijls dacht ik: dat had IK net zo goed geschreven kunnen hebben (stijlgewijs dan :)).
Herkenning dus, in de situatie en in het schrijven.
Hoogstaande literatuur? Allerminst.
maar wel amusant... tot hiertoe.
En ik vermoed dat ze haar "geheim" pas op het allerlaatst zal vertellen.
En ik geef toe: ik ben nieuwsgierig. Want als zij het kan, dan kan iedereen het.... zegt ze.
There is hope yet :)
Het lijkt er op dat vrouwen enkel boeken lezen in functie van iets.
BeantwoordenVerwijderenOp zoek naar iets. Een punt van herkenning misschien. Wat levenslessen en vizies van grote denkers die snel een "ah ja!"-moment losweken. Het lijkt misschien op kritiek, maar dat is het zeker niet. Het is eerder verwondering of een vaststelling zonder waardeoordeel. Persoonlijk heb ik het niet zo begrepen op boeken zoals "Celestijnse belofte" of "mannen van Mars, vrouwen van Venus"
Ik geloof in het individu en de sterkte van zijn of haar uniekheid. Maar het mooie daarvan is dat iedereen niet zoals ik hoef te zijn. :-)
allemaal goed mogelijk...
BeantwoordenVerwijderenmaar soms, is het gewoon wat het is: een boek lezen dat je leuk vindt.
Ik heb het niet zo begrepen op fictie.
maar ik neem akte :)