vrijdag 6 juli 2012

Stoffellijk overschot

Een Kempische wielrenner, u allen welbekend als Rob Goris, legde er het loodje bij neer. Ergens tussen woensdag en donderdag. In Frankrijk. Ik kende hem niet.
Een schrijver en dichter, ook wel gekend als Gerrit Komrij, deed hetzelfde. Het hoekje om. De pijp aan Maarten. Hij deed het vandaag en in Amsterdam. Terwijl hij al een poos in Portugal woonde. Ik kende hem niet.

Ze gaan dood, de mensen.
We doen dat allemaal vroeg of laat. Geboren worden - een werkwoord, overigens, dat je niet zèlf doet, maar ondergaat - en sterven. Dit laatste doen we dan weer wèl zelf. We worden niet gestorven. We gaan vanzèlf dood.
De enige twee absolute zekerheden in ons menselijk bestaan. Op de wereld komen en er weer uitstappen, al dan niet gewenst, al dan niet vrijwillig.

De dood of iets wat daarop moest lijken en waar Gerrit Komrij het blijkbaar heel vaak over had (maar wat weet ik - cultuurbarbaar suprème - daarvan???), kruiste de laatste jaren nogal vaak m'n pad. Sta me dus toe als ik niet meteen in tranen uitbarst, de eerste de beste trein naar Amsterdam of de Kempen neem en boeketjes bloemen ga neerleggen bij de deur, poort of oprit van bovenstaande prominenten.

Dood of afscheid. Hoe dan ook... wèg. Niet meer bij machte om hem/haar te zien. Nooit meer.
Nou ja.... het is gebeurd en dat zal het nog wel doen. Gebeuren.
Deze jaren hebben me wat geleerd. Iets verbazends. Ontstellend zelfs.
Dat ik harder ben dan ik dacht te zijn. Véél harder. Tè... zou ik bijna durven zeggen.
Maar goed... de toekomst zal me naar goede gewoonte nog nieuwe dingen leren. Waar ik misschien weer wat meliger van word.

Dat "harde" manifesteerde zich vandaag tijdens een radioreportage. Waarin het "stoffelijk overschot" van wijlen Komrij werd vernoemd. En ik niet veel méér dacht dan... "euh? stoffelijk overschot? Waar halen we't vandààn?"

In mijn deel van de Lage Landen schuiven we overschotjes op een bord, overtrekken ze met een plastic folie en leggen ze in de koelkast. Om morgen op te eten. Of overmorgen. Wanneer we trek hebben. Of weinig tijd om te koken.
Restjes dus. Kliekjes.
Waardoor ik stoffelijk overschot maar raar vond klinken. Op dat eigenste ogenblik.
Want Olijf mag dan wel een barbaar zijn, de term kende ik. Oh ja.
En tòch vond ik hem vandaag raar klinken.
Ik zag mezelf een stukje Komrij in de koelkast zetten. Deurtje toe, lichtje uit. Voor morgen. Voor de kleine trek, weetuwel?

Da's dan hard eh. Sarcastisch zelfs. Dòe het maar... niet-intentioneel sarcasme...
Of tonen zich misschien dan toch tekenen van vermoeidheid?
Nope, ik mag de schuld niet op een ander schuiven.
Want ik ging verder.
Hoe de Engelsen het noemen, dat overschotje. Remains.  Oòk - als ik me niet schromelijk vergis - een term voor overblijfselen. Restjes.
Wat achterblijft nadat dat onbewezene, dat wat we "ziel" noemen, het lijf verlaten heeft.
La salma zeggen m'n Italo-medemensen. Ik ken het woord maar wil het graag nog even door een vertaalmachine jagen en dan krijg ik "body, corpse". Dat klinkt al heel wat minder cryptisch. Tenzij de vertaling maar zo-zo was. Om ervan af te zijn. Misschien dachten de vertalers op een maandagmorgen "close enough" en lieten ze het daarbij. Wie zal het zeggen?
Uw Olijf alvast niet.
Want het gaat wat ver. Doden ontleden. Licht taalkundig dan toch...
Duits en Frans ontsnappen me dan weer en het wordt laat.
Zonet zei ik nog dat een bed een goed idee leek. Waarna menselijke kliekjes me door het hoofd begonnen te razen.

Punt is: we komen en we gaan. Alleen dàt is zeker. Al de rest daar tussen in is giswerk. En daar kan je het liefst alleen maar het beste van maken. Niet?


Ja sègh.
Een bed lijkt plots weer een prima idee.
En morgen... is nog steeds een andere dag. Waarin ik vrolijk wakker hoop te worden. Jewèl! :)

2 opmerkingen: