Er was eens een jongetje met een passie voor kaartenhuisjes.
Hij hield ervan om ze te bouwen.
Soms, wanneer hij écht geïnspireerd was, bouwde hij er meer dan één tegelijk.
Maar het jongetje wist - net als iedere ervaren kaartenhuisjesbouwer - dat zo'n dingen nogal wankel zijn.
Een stootje tegen de tafel, een beetje te hard zuchten en poef... het zakte ineen.
Hoewel hij dat wist, was er iets in hem waardoor hij telkens weer de proef op de som wou nemen.
Hoe hevig moest het tikje tegen de tafel zijn, hoe hard moest hij blazen voor het huisje ineenstortte?
En... nog veel belangrijker... zou hij er ooit in slagen om te stoten of te blazen zónder dat het zou vallen?
Hij probeerde en probeerde.
De huisjes bleven vallen.
Z'n vriendjes waarschuwden hem telkens weer: "niet duwen, het zal vallen!"
Maar hij wou er niets van weten.
Het zou hem lukken. En als het viel, dan was het - vond hij - omdat z'n vriendjes het hem niet toewensten dat het zou blijven staan. Wat hem betrof, zakte alles ineen omdat anderen hem geen succes toewensten.
"Lijm" had een vriendje gezegd, "met lijm kan je het bouwen en dan zal het niet vallen".
Maar het jongetje was koppig en wilde geen lijm gebruiken.
Z'n kaartenhuisjes had hij altijd gebouwd zonder lijm en zo moest het blijven.
Er komt geen eind aan deze parabel.
Het jongetje bouwt nog steeds z'n huisjes zonder lijm en blijft stoten en blazen om te zien of het hem op een dag zal lukken.
Hij wil niet leren.
En z'n vriendjes, die werden het beu om er nog iets over te zeggen.
Ze kijken allen met een diepe zucht de andere kant uit wanneer hij zich klaarmaakt om weer eens tegen de tafel de duwen. Sommigen lachen hem heimelijk uit en nog anderen komen zelfs niet meer kijken.
Het jongetje, hij gaat van boos naar bozer.
Waarom doen zijn vriendjes de kaartenhuisjes vallen, vraagt hij zich verbitterd af...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten